MAANDAG
Vinnige Vis leest voor uit...
Groeningen van Abraham Hans
Groeningen van Abraham Hans
|
De Vlaamse legers worden snel verplaatst, zodat ze langs de Gentse weg staan geschaard. Ze kijken pal naar het Zuiden maar gelukkig is er geen hinderlijke zon die hen in de ogen kan schijnen. De slag begint. Wolkenpijlen fluiten door de lucht. De pijlkokers zijn haast leegt. Zwaarden flikkeren. De Fransen stormen door de beek en botsen op de muur van Vlaamse boogschutters die moet wijken. Enkelingen slaan op de vlucht. ‘Laat de ruiterij chargeren,’ roept Artois. De Franse ruiters schieten vooruit. Het zijn meestal edelen en ridders die het lage Vlaamse volk eens een afstraffing willen geven die hen nog lang zal heugen. ‘Vlaanderen de leeuw,’ dondert het over de Groeningencounter.
|
DINSDAG
Eekhoorn leest voor uit...
Pluk van de Petteflet van Annie M.G. Smidt
Pluk van de Petteflet van Annie M.G. Smidt
Pluk had een klein rood kraanwagentje. Hij reed ermee door de hele stad en hij zocht naar een huis om in te wonen.
|
Af en toe stopte hij en dan vroeg hij aan de mensen: ‘Weet u niet een huis voor me?’ Dan dachten de mensen even na en zeiden: ‘Nee, want alle huizen waren vol’. Eindelijk reed Pluk naar het park. Hij zette zijn wagentje tussen twee bomen in en ging op een bankje zitten. ‘Misschien kan ik vannacht in het park blijven slapen,’ zei hij hardop. ‘Dan slaap ik mijn wagentje onder de boom.’ En toen hoorde hij een stem boven zich. ‘Ik weet een huis voor je,’ zei de stem en Pluk keek op. Op een tak van de grote eikenboom zat een mooie dikke duif. ‘Het torentje van de Petteflet staat leeg,’ zei de duif. ‘Dankjewel,’ zei Pluk en hij nam zijn petje af. ...
|
WOENSDAG
Badeend leest voor uit...
Web van de suikerspin van Marc De Bel
Web van de suikerspin van Marc De Bel
De eikelthee bluste de brandende pijn in Piepels buik maar een klein beetje. Zijn doffe ogen zonken diep weg in zijn kop. Hij begon te beven over zijn hele lichaam. ‘Dit is niet normaal’, zei oma. ‘Laat je tong eens zien, Piepje.’ Maar Piepel reageerde niet. Hij staarde afwezig voor zich uit en begon te klappertanden. Oma trok zijn kin naar beneden. ‘Steek je tong uit, Piepje.’ Piepels tong viel als een slappe vaatdoek naar buiten. Oma wipte op van het schrikken. ‘Alle keutels!’ riep ze in paniek. ‘Blauwtong, hij heeft blauwtong.’
|
Piepels tong zag inderdaad inktblauw. Soeza kreeg het opeens warm en koud tegelijk. Ze werd op slag lijkbleek. ‘Is dat erg, oma?’ vroeg ze met een benepen stemmetje. ‘Alles draait,’ stamelde Piepel. ‘Het hele hol. Oma? Soes? Waar zijn jullie?’ Hij stond op en waggelde als een stomdronken bosmuis naar zijn bed. Maar ver kwam hij niet, zijn ogen draaiden weg. Hij viel achterover op zijn slaapslof. ‘Piepel!’ schreeuwde oma. ‘Piepje?’ Ze gaf hem een paar rake klappen in het gezicht en schudde hem krachtig, maar het baatte niet. Piepel zonk steeds dieper weg tot hij helemaal bewusteloos was. Soeza keek naar Piepel. Alleen zijn borstkas ging nog zachtjes op en neer. ‘Wat moeten we nu doen, oma?’ fluisterde ze. De krop in haar keel werd steeds groter. Omagnolia schudde triest het hoofd. ‘Niets, Soesje,’ zuchtte ze wanhopig. ‘We kunnen helemaal niets doen. Tegen blauwtong is geen kruid gewassen. Wie het krijgt, overleeft het niet zonder suikerspinnenweb.’
|
donderDAG
Krokante Krab leest voor uit...
'Ik Heb Een Idee!' van Geert De Kockere
'Ik Heb Een Idee!' van Geert De Kockere
Ik had een droom
Ik zag een toren Bovenop een heuvel Het was een hoge toren |
Er zaten ramen in
Heel veel ramen En uit die ramen hingen mensen Ze keken naar boven Alsof ze daar boven iets zochten Of iets verwachtten wat er nog niet was Omdat het nog moest komen Omdat het nog op komst op Of nog toekomst was Hier en daar was er ook een balkon Ook daar stonden mensen op Ze keken naar beneden Alsof ze beneden iets zochten Ik weet niet wat Iets wat ze hadden achtergelaten, misschien En nog even wilden terugzien Iets wat verleden was, of zoiets Het was een rare toren Het was een rare droom |